In deze lessen wordt er aandacht besteed aan de basis informatie over reclame. Wat is reclame? Welke trucjes worden gebruikt door producent om de producten aan de man te brengen? En er wordt gefilosofeerd over verschillende stellingen wat betreft reclame.

 

Lesdoel

Aan het eind van de les kunnen de leerlingen een aantal trucjes opnoemen, waardoor een reclame efficiënter wordt. Ze kunnen de drie bouwstenen noemen die van belang zijn bij een reclame en kunnen ze voor zichzelf in standpunt innemen bij bepaalde stellingen en hier hun argument bij benoemen.

 

Kerndoelen

Kerndoel 35: De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument.

 

Tijd

In totaal ben je ongeveer  1,5 uur kwijt, verdeeld over twee momenten. 

 

Benodigdheden

• Powerpoint presentatie reclame 
• placemat filosoferen
• kleine schrijfblaadjes

 

Beschrijving van de les

Les 1

Inleiding - 10 min

U vertelt dat de leerlingen de logoquiz gaan doen, hiervoor deelt u blaadjes uit zodat de leerlingen het antwoord op kunnen schrijven. Er flits een logo voorbij en de leerlingen moeten het desbetreffende logo opschrijven. Als ze het niet weten, zetten ze een kruisje. (deze quiz kunt u vinden in de bijlage).

 

Kern - 30 min

U vertelt dat ze vandaag gaan leren wat reclame nu eigenlijk is en hoe reclame in elkaar zit (lesdoel). Jullie hebben net allemaal voorbeelden gezien van logo’s van reclames. Als we nu eens om ons heen kijken, waar zien jullie dan allemaal ook reclame? (digibord, kleding, computer, methodes, schriften). Waarom zetten de makers nu allemaal een naam op hun spullen? (herkennen, reclame maken) en dat is nu reclame: een herkengisteken zodat mensen weten waar de spullen vandaan komen en er meer verkocht gaat worden.

- U zet het filmpje aan over reclame https://schooltv.nl/video/huisje-boompje-beestje-dit-wil-ik/#q=reclame bij de tijd: 1.20 tot 12.25

                -> u stelt de luistervraag: wat was er aan de hand met de pepernoten-verdubbelaar? (er was gelogen over het product)

Aan de hand van het filmpje stelt u de volgende vragen:

                * welke trucjes worden er gebruik gemaakt om mensen meer te laten kopen? (u schrijft in het midden van het whiteboard ‘’trucjes’’ op en vervolgens vraagt u aan de leerlingen welke trucjes in het filmpje naar voren zijn gekomen. Deze woorden worden hier omheen geschreven, zo ontstaat er een woordweb.

 

->  Zoals misleiding (een groot standbeeld van een puntzak friet, terwijl je het in een bakje krijgt. Of een pepernotenverdubbelaar, maar hij hakt ze gewoon in tweeën. (op 4.55)

-> opvallen door net wat anders te doen dan anderen (benen ophangen bij een kledingzaak i.p.v. een billboard) (op 5.40)

-> verspreiden van reclame om mensen jouw product te showen via post, social media, internet, tv (op 6.10)

-> verleidelijker gemaakt door mooie achtergrond, vele kleuren, mooi lettertype.

- indien nodig kunt u het filmpje stopzetten op het moment wanneer er een ‘’trucje’’ voorbij komt, om de opdracht te vereenvoudigen.

 

Verwerking 10 min

U leest een stelling voor aan de klas. Op het moment dat de leerling er mee eens is, gaat hij/zij staan. Wanneer deze leerling het ermee oneens is, blijft de leerling zitten. U kunt eventueel een leerling vragen waarom hij/zij deze keuze heeft gemaakt. De volgende stelling worden aangeboden:

                -> als ik een reclame op tv zie, wil ik het product graag hebben.

                -> al die reclame die ik op straat tegenkom, vind ik erg vervelend.

-> ik vind reclame alleen interessant rond de sinterklaas tijd.

-> als ik reclame op tv tegenkom, zap ik naar een andere zender.

-> reclame zou verboden moeten worden.

 

Les 2

Inleiding - 10 min

U geeft elk groepje een A3 papier met in het midden het woord reclame, de leerlingen schrijven nu op wat ze nog weten over reclame van de vorige les. (terugblik)

 

Kern - 25 min

U bespreekt even kort welke dingen de groepjes hebben opgeschreven. Blik kort terug naar de trucjes die de consumenten gebruiken en waarom bedrijven reclame maken. In deze les biedt u de kinderen aan welke 3 bouwstenen belangrijk zijn bij het maken van een reclame en welke rollen er in een reclame aan bod komen.

 

- U vertelt dat de drie bouwstenen die in een reclame aan bod komen:

• Een logo/productnaam. Een logo/productnaam is van belang zodat het bij mensen meteen duidelijk is om welk merk/bedrijf het gaat.

• Een manier om indruk te maken. Dit zorgt ervoor dat mensen de reclame onthouden en misschien wel met anderen vertellen wat voor een leuke/gekke/grappige reclame dat was.

• Een reclameslogan. Vaak is deze slogan kort maar krachtig en met een bepaalde ritme erin of een rijm. Dit zorgt er allemaal voor dat je de slogan makkelijk onthoudt. Bijvoorbeeld die van Kruidvat: ‘’steeds verrassend, altijd voordelig’’ (dit spreekt u uit op de manier waarom het in de reclame voorkomt). Hierin zit een rijm en het is kort.

 

- in het powerpoint bestand bevinden zich enkele foto’s en filmpjes van logo’s en reclameslogans waarmee u samen met de leerlingen kunt bespreken welke dingen zo goed zijn aan deze reclames en van welke bedrijven deze reclameslogans/ logo’s zijn. Hiermee maakt u duidelijk dat deze bedrijven een goede reclame hebben, want merendeel van de leerlingen weet om welke reclames het gaat.

 

Slot - 15 min

U zorgt ervoor dat elk groepje een placemat krijgt met de desbetreffende antwoorden. De printversie van de placemat bevindt zich bij de bijlage. Alle groepjes krijgen en blaadje met de volgende stellingen:

-> waarom draag je kleding met reclame

-> ben jij gevoelig voor reclame, koop je snel iets als je het ziet.

-> waar herken je een reclame aan?

-> waarom vindt je desbetreffende reclame leuk?

-> wat doe jij met reclame als je het tegenkomt op tv, brievenbus, internet ?

Wanneer deze stellingen per groepje zijn besproken, kunt u ze nog even nalopen en enkele leerlingen vragen wat zij hebben geantwoord en waarom.

 

21century skilss

In deze les komt de 21 century skill sociale vaardigheden aan bod. Tijdens het gezamenlijk filosoferen moeten de leerlingen anderen duidelijk maken waarom ze deze keuze hebben gemaakt, hiervoor heb je sociale vaardigheden nodig. Ook wordt er gebruikgemaakt van informatievaardigheden: de informatie die wordt gegeven, moet worden verwerkt en vervolgens worden toegepast op verschillende bestaande reclames. Ten slotte komt het kritisch denken aan bod: de leerlingen nemen een bepaald standpunt in bij een stelling, ze moeten zich af vragen wat de argumenten zijn waarom ze hiervoor hebben gekozen, ze moeten dus kritisch denken.

 

Breinprincipes

In deze les komt de breinprincipe herhaling aan bod. Bij de tweede les maken we namelijk even een terugkoppeling naar de eerste les waarbij de leerlingen in groepjes een woordweb maken van wat er in de vorige les aan bod is geweest. Ook komt het zintuigelijk rijk aan bod, de leerlingen kijken namelijk naar meerdere soorten beeldmateriaal en ze horen wat er gezegd wordt. Er wordt dus een koppeling gemaakt tussen zien en horen. Tenslotte wordt er gewerkt aan voortbouwen, de tweede les is namelijk een vervolg van les één. Aan de informatie van les één, wordt bij les twee nieuwe informatie gekoppeld.

 

Didactische aanpakstrategieën van Marzano

In deze les komt de didactische aanpakstrategieën van Marzano samenvatten en notities maken naar voren. De leerlingen maken namelijk een korte samenvatting van de inhoud van de vorige les d.m.v. een woordweb. Ook wordt de voorkennis geactiveerd d.m.v. een klein quizje waarbij er wordt getest welke reclame logo’s ze al kennen. Tenslotte komt de strategie identificeren van overeenkomsten en verschillen aan bod. Tijdens het filosoferen nemen leerlingen namelijk een standpunt in, dit kan bij elke leerling verschillend zijn. Vervolgens gaan ze in het groepje praten over waarom ze voor dit standpunt hebben gekozen, zo komen de verschillen naar voren.

 

Metacognitie

Er wordt aandacht besteed aan een nieuwsgierige houding. Aan de hand van de informatie die er gegeven wordt, worden leerlingen gestimuleerd om vragen te stellen aan de hand van de informatie. Ook wordt er aandacht besteed aan het concentreren. Om een standpunt in te kunnen nemen moet je goed geconcentreerd na kunnen denken over welk standpunt je daadwerkelijk in wil nemen en welke argumenten je daarvoor hebt.

 

Bijlagen